De losse abstracte vormen, geschilderd in de primaire kleuren vormden zowel een ontmoetingsplek waar ouders konden wachten op hun kinderen, als een klim- en speelobject voor de schooljeugd. Het is een typisch omgevingskunstwerk zoals die in de jaren zeventig en begin jaren tachtig werden gemaakt. Kunstenaars richten een ruimte (veelal: restruimte) in met als doel de belevingswaarde ervan te vergroten. Niet de architectuur maar de passant, de ‘gebruiker’ staat centraal. De beeldende, liefst abstracte, toevoegingen dienen om een ruimte te markeren, ter oriëntatie of als ‘ontmoetingspunt’.
Wongs voorstel betreft ‘een systeem’: een groot aantal te schakelen elementen, uitgevoerd in plaatstaal en gelakt in de primaire kleuren rood, geel en blauw. Hij laat daarmee zien dat er verschillende combinaties mogelijk zijn en dat de elementen meerdere gebruiksmogelijkheden kennen: van zitmeubel tot speelplastiek. Bovendien dienen de objecten ‘ter begrenzing van de ruimte’, om op het speelplein de jongere kinderen te scheiden van de ouderen. Na twintig jaar moest het werk van het schoolplein worden verwijderd. De regelgeving ten aanzien van speelobjecten is intussen aanzienlijk aangescherpt, wat het onmogelijk maakt dit werk terug te plaatsen op een schoolplein.
Jos Wong Lun Hing is opgeleid aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten en hij was een leerling van Piet Esser. Hij woonde en werkte vanaf 1947 in Amsterdam. Wong maakte abstracte beelden en speelplastieken. Hij werkte aanvankelijk in brons, later in metaal en aluminium. Rond 1977 kreeg de mensfiguur meer aandacht in zijn werk. Wong was bevriend met Shinkichi Tajiri, door wie hij ook werd geïnspireerd.