Dynamiek en simultaneïteit
Omdat het Stationsgebied infrastructureel en architectonisch zo drastisch aan het veranderen was, was de verleiding groot om de focus te richten op de gebouwen, de architectuur, het ontwerp, het landschap, de instituten en systemen. Dat was echter niet de ambitie. Deze manifestatie zou zich richten op lastiger te grijpen kwaliteiten van het Stationsgebied, de gebruikers en bewoners van dit gebied en hoe zij er mee omgingen: gelijktijdigheid, dynamiek, fragmentatie, vloeibaarheid, chaos, onstuurbaarheid en onzekerheid. Maar ook de spelende mens, feest, gekkigheid, energie - een viering van de mens in al zijn/haar bewegelijkheid. Dus niet het infrastructurele denken en het plannen maar het ecosysteem- en organisch denken. Weg van het dualistische doel -middel of probleem- oplossing- denken. De kunstmanifestatie toonde wat het opleverde als we de vloeibaarheid, dynamiek en gelijktijdigheid juist toelieten, het omarmden als kwaliteit, erin meegingen in plaats van het in banen te leidden. Dynamiek als kracht.
Die dynamiek vonden we in het water in het Stationsgebied, de routes en tegenstellingen tussen Oost en West, de meer verticale verbindingen tussen hoog boven de stad (het dak van het Jaarbeursgebouw) en diep onder de grond (de parkeergarage Jaarbeursplein).
Er was niet alleen een actuele urgentie om deze eigenschappen tot onderwerp te nemen maar ook een historische logica. In het Stationsgebied werden veel archeologische overblijfselen gevonden. Utrecht ontstond op een kruising van waterwegen (Oude Rijn, Vecht) en landwegen en al vanaf de (late) prehistorie was er sprake van bewoning en veel verkeer.
De kwaliteiten waar het kunstproject zich op richtte waren behalve kenmerkend voor het Stationsgebied, ook typerend voor onze toenmalige cultuur en samenleving: grenzen tussen genres, tijdszones, geografische locaties, meningen en kennis vervaagden. We konden burgerlijk en gothic tegelijkertijd zijn. We hadden boeken niet gelezen, films niet gezien maar hadden er dankzij Facebook en Twitter berichten toch een mening over. We zaten in een hotel in Sao Paolo en zagen via Facetime de kinderen thuis. We lazen net zo makkelijk de Spits als het NRC. We aten fanatiek lokaal en biologisch maar onze kleren kwamen uit een mensonterende fabriek in India. Op een herdenkingsdienst checkten we bijna als een reflex toch even de laatste Tweets, CNN-berichtjes en Appjes. We leefden in een tijd waarin we bijna als vanzelfsprekend een caleidoscopische blik aannamen, waarin het leven als vloeibaar tussen tegenstrijdigheden bewoog, waarin meerdere ritmes en snelheden zich vermengden. We leefden in een post-dualistische tijd en in het Stationsgebied kwam dit tijdens deze verbouwingen vrij extreem en rauw tot uitdrukking; het gebied was als het ware een proeftuin of microkosmos voor veranderingen die op grotere schaal plaatsvonden.
Deze dynamische ruimte waarin schijnbaar tegenstrijdige zaken (denk aan controle en loslaten, lokaal en globaal, doelgericht en ongepland of veiligheid en vrijheid) tegelijkertijd konden plaatsvinden of bestaan, verbijzonderde zich in een aantal concepten waarvan we er drie uitlichtten: heterotopieën (ruimtelijk), nieuwe vormen van gebruikerschap (mensen) en een filosofische stroming die afstand doet van het antropocentrisme (filosofie en kunst).